‘Doen?’ Andreas kijkt Johannes aan.
Zijn ogen staan gespannen. Zijn lippen aarzelen. Maar ineens staat hij op. ‘Hij is het. Kan niet anders. Kom.’ Samen dringen ze tussen de mensen door. Ze rekken zich uit om Hem maar niet uit het oog te verliezen. Daar, die kant op! Ze móéten achter Jezus aan.
Jezus is gastvrij
Maar… zou Hij het wel goed vinden? Wat moet je tegen zo Iemand zeggen? Die man bij de rivier die hen over Jezus vertelde, durft Jezus zelfs niet te helpen om Zijn schoenen uit te doen. Gewoon té belangrijk. Hij zei zelfs dat Jezus er altijd al is geweest en hij noemde Jezus ook de Zoon van God. Die Jezus komt bij God vandaan!
Zelf zijn ze maar gewone werkmannen. Vissers, niks bijzonders. Ja, en wat nog naarder is… Johannes gaat langzamer lopen. Als Jezus van God komt, dan past hij echt niet bij Hem. Hij kijkt eens naar Andreas. Die is net als hijzelf, dat weet Johannes gewoon. Die man bij de rivier had er met hen over gepraat. Over de dingen in hun leven die niet kloppen. Die dingen waardoor ze niet bij God passen. Daarom waren ze ook zo lang blijven luisteren.
Maar Andreas trekt Johannes mee. En hij heeft gelijk. Ze moeten Jezus hebben. Ze moeten deze Man absoluut hebben. Wat die man bij de rivier aan het eind zei, dat geeft de doorslag. Jezus is juist gekomen om alles te vergeven dat hen bij God vandaan houdt. Hij gaat zich daar zelfs voor opofferen. Johannes móét daar meer van weten.
Ineens zijn ze uit het gedrang en staan ze oog in oog met Jezus. ‘Wat zoeken jullie?’ vraagt Hij. ‘Meester…’ Andreas en Johannes kijken naar de grond. Iets beters kunnen ze niet bedenken. Ze willen ontzettend graag Zijn leerling zijn. Maar vooral willen ze gewoon bij Hem blijven. Maar hoe zeg je zoiets? ‘Waar woont U?’ gooit Johannes er ineens uit. De ogen van Jezus worden heel zacht. ‘Kom maar kijken’, zegt Hij.
Jezus is erg gastvrij, merken ze. Hij doet niets liever dan mensen uitnodigen. Je mag net zo lang blijven als je wilt. Je mag Hem alle vragen stellen die je op je hart hebt. En als je gewoon stil naar Hem wilt kijken, omdat je Hem zo bewondert, vindt Hij dat niet gek. Hij vindt helemaal niks gek.
Jezus zegt: Volg mij!
Johannes en Andreas krijgen geen genoeg van Jezus. Ze blijven bij Hem tot het avond wordt. Als ze eindelijk weer buiten staan, kijken ze elkaar blij aan. ‘Hij is het! Ik ga Simon roepen’, zegt Andreas, en hij rent weg. Buiten adem vertelt hij zijn broer over Jezus. ‘Ik weet het zeker! Hij is de Redder die God naar de wereld sturen zou! Alles komt nu goed.’ Simon gaat meteen mee. Jezus kijkt Simon aan. ‘Ik weet wel wie je bent, Simon. Ik noem je Petrus: sterke rots. Want jij zult belangrijk werk voor Mij gaan doen.’
De volgende dag vertrekt Jezus naar de streek waar Petrus en Andreas vandaan komen. Daar vindt Jezus Filippus. ‘Volg Mij’, zegt Hij zonder verder iets te vragen. Filippus staat op en gaat mee. Dat lijkt misschien onlogisch. Maar als je Jezus ontmoet, merk je dat je moet doen wat Hij zegt. Dan wil je zelfs niets liever.
Ook Filippus ontdekt al gauw wie Jezus is en enthousiast vertelt hij het aan zijn vriend Nathanaël. ‘Dit is de Man waar we al heel lang op gewacht hebben. Je weet wel: God beloofde lang geleden aan Adam dat iemand de vijand zou verslaan, de satan die alles kapot gemaakt heeft tussen God en ons. Kom kijken.’ Nathanaël is niet zomaar overtuigd. Maar als hij Jezus ontmoet, beseft hij Wie Jezus is. ‘Ik weet wie je bent, Nathanaël. Ik heb je altijd al gekend’, zegt Jezus. ‘Net zat je nog onder een vijgenboom.’ Nathanaël is verbaasd. Niemand kon hem daar zien! ‘Je zult nog heel wat meemaken met Mij, Nathanaël. Ik zal je in contact brengen met God’, zegt Jezus. Jezus krijgt meer volgelingen.
Jezus volgen is anders dan je denkt
Twaalf mannen vormen de vaste groep van Jezus’ leerlingen. Ze zijn heel verschillend. Eén was er zelfs, hoe zeg je dat beleefd, nogal achterbaks voordat hij met Jezus meeging. Mattheüs werkte voor de Romeinen, de vijanden die de mensen toen onderdrukten. Gewoon om er rijk van te worden. Het maakt Jezus niet uit. Hij kijkt Mattheüs aan en dat verandert Mattheüs voorgoed. Hij laat zijn geld en de Romeinen in de steek en gaat met Jezus mee. Mattheüs neemt veel gespuis mee naar Jezus. Zoveel, dat nette mensen beginnen te denken dat Jezus graag bij foute mensen is. Maar Jezus is niet bang voor commentaar. ‘Ik ben juist voor zulke mensen gekomen’, zegt Hij, ‘Ik wil hen redden. Al die nette mensen denken dat ze Mij niet nodig hebben.’
Jezus trekt de aandacht. Hij vertelt de mensen wie God is. Hij geneest veel zieke mensen en Hij heeft een wonderlijke macht. Daar zal ik je een andere keer over vertellen. Veel mensen hebben het gevoel dat ze er beter van worden als ze bij Hem zijn. ‘Ik ga met U mee’, zegt iemand op een dag tegen Jezus, ‘het kan me niet schelen waarheen.’
‘Denk goed na’, zegt Jezus, ‘Ik heb je niks te bieden. Het is niet zo makkelijk om Mij te volgen. Ik heb zelfs geen huis waar je kunt slapen.’ ‘Ik ga ook met U mee’, zegt een ander, ‘maar ik heb eerst nog een paar belangrijke dingen te doen.’ ‘Dat kan niet’, antwoordt Jezus, ‘Je kunt alleen maar bij Mij horen als je alle andere dingen minder belangrijk vindt dan Mij.’r
Dan roept Jezus Zijn leerlingen bij elkaar. Hij kijkt hen één voor één aan. ‘Jullie hebben niet veel geld, maar jullie zijn erg gelukkig, want jullie horen bij God’, zegt Hij. ‘Jullie lijden honger, jullie hebben verdriet, de mensen doen lelijk tegen jullie. Dat zal nog wel erger worden. Het komt omdat je Mij volgt. Maar God is goed voor jullie en jullie zullen altijd bij Mij zijn. Als de mensen jullie haten, heb ze dan lief. Doe juist vriendelijke dingen voor mensen die onaardig tegen jullie doen. God is toch ook heel vriendelijk voor jullie door Mij naar jullie toe te sturen. Terwijl jullie Hem ook afwezen. Probeer op Hem te lijken. Als je bij Mij wilt horen, doe dan wat Ik zeg.’
- 1.
Vers 1
God is toch ook heel vriendelijk voor jullie door Mij naar jullie toe te sturen. Terwijl jullie Hem ook afwezen. Probeer op Hem te lijken. Als je bij Mij wilt horen, doe dan wat Ik zeg.’