In het begin maakte God de hemel en de aarde.
God bedacht het. En één woord van Hem is genoeg om iets te laten ontstaan. ‘Licht!’, roept Hij. En… het is licht. Voor God is dat niet moeilijk, want God Zelf is licht. Alleen waar Hij het licht naartoe roept, wordt het licht. Voordat Hij dat deed, was het overal donker.
En leeg. Er bestond gewoon nog niks. Maar leeg past niet bij God. ‘Er moeten bomen komen, bloemen en gras en struiken’, zegt Hij. Alles wordt groen en de kleuren van de regenboog verschijnen. God hoeft niet te wachten op inspiratie. Hijzelf is mooier dan het mooiste dat mensen ooit hebben bedacht. Alles wat Hij maakt is mooi.
Dat is roepen dat iets er moet komen en dan bestaat het. Zonder dat je er iets voor gebruikt. Zonder dat je er verder iets voor doet. Gewoon omdat je wilt dat het er is, verschijnt het. Direct.
‘De zee moet vol leven worden’, zegt God. En de vissen spetteren het water in, schildpadden peddelen met hun logge poten langzaam vooruit, dolfijnen duiken uit de diepte op en schelpdieren beginnen aan hun stille tocht. God kan levende dieren maken, want Hij is het leven Zelf. Als Hij dat wil, maakt Hij iets levend.
‘De zee moet vol leven worden’, zegt God. En de vissen spetteren het water in, schildpadden peddelen met hun logge poten langzaam vooruit, dolfijnen duiken uit de diepte op en schelpdieren beginnen aan hun stille tocht. God kan levende dieren maken, want Hij is het leven Zelf. Als Hij het wil, komt er leven. Dan schept God de dieren op het land. Een giraffe buigt zich om aan een groen blaadje te kunnen knabbelen. Zijn sierlijk lange nek laat iets van Gods grootheid zien. Daar loopt een olifant, overweldigend sterk. Zijn zware stappen doen de aarde dreunen. God, die hem heeft gemaakt, moet wel bijzonder sterk zijn. Maar als God de kriebelpootjes van een kevertje schept, wordt duidelijk dat de kleinste dingen voor Hem even belangrijk zijn als de grote. In alles wat God schept wordt zichtbaar Wie Hij is.
Hoe doet God dat! Dat is een geheim dat alleen God zelf begrijpt. Je zou het misschien wel willen weten, maar een echt geheim ontdek je niet zomaar even. Als jij God wilt leren kennen, moet je daar je best voor doen. Mijn beste tip: Let dan vooral op Jezus Christus!
Hier de tekst met extra uitleg.
Jezus? Ja! Jezus leefde iets meer dan 2000 jaar geleden op de wereld. Hij heeft de mensen laten zien wie God is. Hij wist dat, want voordat Hij op de wereld kwam, was Hij er al. Hij was altijd al bij God, zelfs al voordat God alles maakte. Jezus hoort bij God. Helemaal. Zoals God is, zo is Jezus. En zoals Jezus is, zo is God. En God doet nooit iets zonder Jezus Christus. Daarom zal ik je in elk verhaal iets over Jezus Christus vertellen. Let vooral op wie Hij is! Hij is de sleutel voor al Gods geheimen.
Jezus Christus was er dus ook bij toen God alles maakte. Hij is heel wijs. En onbegrijpelijk machtig. Nou, wijsheid en kracht, dat liet God wel zien toen Hij de wereld maakte. Kun jij de aarde optillen? Nee? En kun jij een dier ontwerpen zo groot als een luis, dat groeit in een eitje en dat lopen en kriebelen kan? Niet? God deed dat allemaal door Jezus Christus.
Als God alles zo eens bekijkt, vindt Hij het prachtig. Hij wil er ook anderen gelukkig mee maken. Dat is typisch iets voor God: Zijn geluk wil Hij delen. Maar er was toch niemand anders? Ha, jij bent slim! Dat klopt. Maar dat kan God natuurlijk wel veranderen. Luister hoe Hij dat doet:
God pakt wat grond op. Onder Zijn handen wordt het een hoofd. Wat wit, zwart en bruin, wenkbrauwen, wimpers… mooie ogen worden het. Aan de binnenkant komt een lens, een oogzenuw, spieren. Want het moet wel kunnen kijken. Het moet Hem kunnen zien. God begint aan de neus, de mond. Die moet straks kunnen praten. Met Hem! Om het hoofd legt God een krans van haar. In het hoofd komt het meest ingewikkelde, de hersenen. Die moeten kunnen denken. Aan Hem! God gaat verder met de buik, de armen, de benen. Spieren, botten, aders, bloed. Dan buigt Hij Zich vol liefde over Zijn kunstwerk en blaast Zijn adem in de neus van de mens. Hij geeft Zijn leven aan het lichaam.
Hier de tekst met extra uitleg.
Adam doet zijn ogen open. Zijn hart wordt warm. Gods liefde stroomt naar binnen. God! Bij Hem hoort hij. God! Voor Hem is hij gemaakt. Voor Hem zal hij leven. Alle dagen zal hij God blij maken en elke dag zal hij blij worden van God. Alles zal hij samen doen met God. Adam kijkt naar zijn lichaam. Wow! Hij heeft armen. Hij beweegt ze eens. Hij gaat staan. Machtig, wat is hij sterk. Hij kan lopen! Hij danst. Hij klapt in zijn handen. Hij doet zijn mond open. Er komt geluid uit! Hij zingt en springt voor God.
Adam kijkt om zich heen. De bomen, de bloemen, de lucht en het water. God weet wat mooi is. Adam kan niet anders dan God bewonderen. ‘Kijk’, zegt God, en Hij brengt een dier bij Adam. Verbaasd staart Adam naar het vrolijk fladderende, fleurige ding. ‘Vlinder’, zegt hij verrukt. Weer brengt God hem iets. Zacht woelen Adams vingers in de warme vacht. ‘Schaap’, zucht Adam. Een leeuw legt zijn kop vertrouwelijk in Adams hand.
Eén voor één brengt God de dieren. Hij kijkt hoe Adam ze leert kennen. Geen dier is bang. Geen dier doet lelijk. Adam zal voor ze zorgen. Adam is wijs en goed. Van alles wat God heeft gemaakt, lijkt hij het meest op God. God vertrouwt hem heel de nieuwe wereld toe. Zo ongeveer ging het. In alles wat God maakte, schitterde iets van Gods geheimen. De wereld was vol van God. Eén en al schitterend geluk.
- 1.
In het begin schiep God de hemel en de aarde.
- 2.
De aarde nu was woest en leeg, en duisternis lag over de watervloed; en de Geest van God zweefde boven het water.
- 3.
En God zei: Laat er licht zijn! En er was licht.
- 4.
En God zag het licht dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis.
- 5.
En God noemde het licht dag en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag.
- 6.
En God zei: Laat er een gewelf zijn in het midden van het water, en laat dat scheiding maken tussen water en water!
- 7.
En God maakte dat gewelf en maakte scheiding tussen het water dat onder het gewelf is, en het water dat boven het gewelf is. En het was zo.
- 8.
En God noemde het gewelf hemel. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de tweede dag.
- 9.
En God zei: Laat het water dat onder de hemel is, in één plaats samenvloeien en laat het droge zichtbaar worden! En het was zo.
- 10.
En God noemde het droge aarde en het samengevloeide water noemde Hij zeeën; en God zag dat het goed was.
- 11.
En God zei: Laat de aarde groen doen opkomen, zaaddragend gewas, vruchtbomen, die naar hun soort vrucht dragen, waarin hun zaad is op de aarde! En het was zo.
- 12.
En de aarde bracht groen voort, zaaddragend gewas naar zijn soort en bomen die vrucht dragen waarin hun zaad is, naar hun soort. En God zag dat het goed was.
- 13.
Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de derde dag.
- 14.
En God zei: Laten er lichten zijn aan het hemelgewelf om scheiding te maken tussen de dag en de nacht; en laten zij zijn tot tekenen, en tot aanduiding van vaste tijden en van dagen en jaren!
- 15.
En laten zij tot lichten zijn aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde! En het was zo.
- 16.
En God maakte de twee grote lichten: het grote licht om de dag te beheersen en het kleine licht om de nacht te beheersen; en ook de sterren.
- 17.
En God plaatste ze aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde,
- 18.
om de dag en de nacht te beheersen en om scheiding te maken tussen het licht en de duisternis. En God zag dat het goed was.
- 19.
Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vierde dag.
- 20.
En God zei: Laat het water wemelen van wemelende levende wezens; en laten er vogels boven de aarde vliegen, langs het hemelgewelf!
- 21.
En God schiep de grote zeedieren en alle krioelende levende wezens waarvan het water wemelt, naar hun soort, en alle gevleugelde vogels naar hun soort. En God zag dat het goed was.
- 22.
En God zegende ze en zei: Wees vruchtbaar, word talrijk, en vervul het water van de zeeën; en laten de vogels talrijk worden op de aarde!
- 23.
Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vijfde dag.
- 24.
En God zei: Laat de aarde levende wezens naar hun soort voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren van de aarde, naar zijn soort! En het was zo.
- 25.
En God maakte de wilde dieren van de aarde naar hun soort, het vee naar hun soort, en alle kruipende dieren van de aardbodem naar hun soort. En God zag dat het goed was.
- 26.
En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen!
- 27.
En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.
- 28.
En God zegende hen en God zei tegen hen: Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar, en heers over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en over al de dieren die over de aarde kruipen!
- 29.
En God zei: Zie Ik geef u al het zaaddragende gewas dat op heel de aarde is, en alle bomen waaraan zaaddragende boomvruchten zijn; dat zal u tot voedsel dienen.
- 30.
Maar aan al de dieren van de aarde, aan alle vogels in de lucht en aan al wat over de aarde kruipt, waarin leven is, heb Ik al het groene gewas tot voedsel gegeven. En het was zo.
- 31.
En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag.
- 1.
Zo zijn de hemel en de aarde voltooid, en heel hun legermacht.
- 2.
Toen God op de zevende dag Zijn werk, dat Hij gemaakt had, voltooid had, rustte Hij op de zevende dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had.
- 3.
En God zegende de zevende dag en heiligde die, want daarop rustte Hij van al Zijn werk, dat God schiep door het te maken.
- 4.
Dit is wat uit de hemel en de aarde voortkwam, toen zij geschapen werden. Op de dag dat de HEERE God aarde en hemel maakte –
- 5.
er was nog geen enkele veldstruik op de aarde en er was nog geen enkel veldgewas opgekomen, want de HEERE God had het niet laten regenen op de aarde; en er was geen mens om de aardbodem te bewerken,
- 6.
maar een damp steeg uit de aarde op en bevochtigde heel de aardbodem –
- 7.
toen vormde de HEERE God de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levensadem in zijn neusgaten; zo werd de mens tot een levend wezen.
- 8.
Ook plantte de HEERE God een hof in Eden, in het oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij gevormd had.
- 9.
En de HEERE God liet allerlei bomen uit de aardbodem opkomen, begerenswaardig om te zien en goed om van te eten; ook de boom des levens, in het midden van de hof, en de boom van de kennis van goed en kwaad.
- 10.
Een rivier kwam voort uit Eden om de hof te bevochtigen. En vandaar splitste hij zich en vormde vier hoofdstromen.
- 11.
De naam van de eerste rivier is Pison; die is het die rond heel het land van Havila stroomt, waar het goud is.
- 12.
En het goud van dit land is goed; ook is er balsemhars en de edelsteen onyx.
- 13.
En de naam van de tweede rivier is Gihon; die is het die rond heel het land Cusj stroomt.
- 14.
En de naam van de derde rivier is Tigris; die loopt ten oosten van Assur. En de vierde rivier is de Eufraat.
- 15.
De HEERE God nam de mens, en zette hem in de hof van Eden om die te bewerken en te onderhouden.
- 16.
En de HEERE God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten,
- 17.
maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.
Zoals deze eerste mens heeft de Heere God jou en mij en alle mensen bedoeld. Vol bewondering en liefde en blijdschap voor Hem. God maakte er zijn hoofdregel van voor alle mensen: Hou het allermeest van God.