De dreigende zwaarden
die de soldaten naar Jezus uitsteken, zijn absoluut overbodig. De boeien waarmee ze Zijn handen vastbinden ook. Jezus gaat uit Zichzelf mee met de soldaten die Hem gevangennemen.
Wat heeft Jezus gedaan?
De leiders grijnzen gemeen als Jezus wordt binnengebracht en in het midden van de kring gaat staan. Ze hebben zich goed voorbereid. De rechtszaak kan beginnen. En die gaat Jezus niet winnen. Er komen mannen voor Jezus staan. Die beschuldigen Hem van lelijke dingen.
Dingen waarvoor Hij zwaar gestraft moet worden. Niets van wat ze zeggen is waar. Maar Jezus verdedigt zich niet. Want het is wel de waarheid over mensen voor wie Hij de straf gaat dragen. Jezus wordt veroordeeld, maar niet om wat Hijzelf deed.
‘Waarom zegt U niks?’ schreeuwt Kajafas, ‘Bent U de Zoon van God, bent U de Redder?’ ‘Dat ben Ik’, antwoordt Jezus rustig. ‘Oh vreselijk’, kermt Kajafas, ‘afschuwelijk! Een mens durft te zeggen dat Hij God is! Godslastering! We hebben toch zeker geen getuigen meer nodig? Jullie hebben het allemaal gehoord! Wat moeten we met zo iemand doen?’ ‘Dood!’ klinkt het, ‘Hij moet dood!’ Iemand spuugt van afschuw in Jezus’ gezicht. Ze lachen hard als Jezus het speeksel van Zijn wang veegt. Vuisten zwaaien, voeten maaien. Zwaar mishandeld brengen ze Hem uiteindelijk naar Pilatus, de Romeinse man die het in Jeruzalem voor het zeggen heeft.
‘U bent toch hun Koning?’ vraagt Pilatus. Hij wijst naar de opgewonden mensenmassa die zich op het plein voor zijn paleis verdringt. ‘Ja’, antwoordt Jezus. ‘Hoort U niet waar ze U van beschuldigen? Waarom verdedigt U zich niet?’ dringt Pilatus aan. Maar Jezus zegt niks. Pilatus denkt na. Hij gelooft niets van de beschuldigingen tegen Jezus, maar loslaten durft hij Hem niet. Iedereen keert zich tegen Jezus. Wat gaan ze doen als hij Jezus vrijlaat?
‘Mensen!’, roept hij. Het wordt stil. ‘Morgen is het feest. Ik laat één gevangene los. Wie: Jezus of Barabbas?’ De mensen kijken elkaar aan. Barabbas, die is pas crimineel. Je bent in Jeruzalem je leven niet zeker als die op vrije voeten komt. Op dat moment wordt Pilatus weggeroepen. ‘Kies Barabbas!’ sissen de leiders.
Snel werken ze zich door de menigte. Pilatus heeft misgegokt. Als hij terugkomt, klinkt het overtuigd: ‘Barabbas! Laat Barabbas los!’
‘Neem Jezus mee en ransel Hem af. Misschien zijn ze dan tevreden’, zegt Pilatus tegen een paar soldaten die achter hem staan. Opnieuw krijgt Jezus het zwaar te verduren. Zijn rug, Zijn nek, Zijn hoofd, Zijn borst… alles doet Hem pijn. Gebroken komt Hij terug.
Jezus moet aan het kruis
‘Wat moet ik dan met Jezus, jullie Koning? Ik geloof nog steeds niet dat Hij iets gedaan heeft’, roept Pilatus. ‘Hang Hem aan een kruis! Hang Hem aan een kruis!’ Steeds harder roepen de mensen op het plein. ‘Hang Hem aan een kruis! Hang Hem aan een kruis! Hang…’ Het begint een chaos te worden. Pilatus wordt bang. ‘Doe wat jullie willen’, zegt hij. Wat kan Jezus hem eigenlijk ook schelen.
Soldaten nemen Jezus mee. Ze trekken Hem de kleren van het lijf en gooien een oude rode soldaten-jas om Zijn schouders. Van takken vol dorens flansen ze een kroon in elkaar. Die zetten ze ruw op Zijn zere hoofd. Dan knielen ze voor hun Koning. Ze gieren het uit. Als de soldaten er genoeg van hebben, hijsen ze Jezus weer in Zijn eigen kleren en leggen ze een zware balk op Zijn verminkte rug. Straks zal die balk dwars aan een paal gehangen worden en aan dat kruis zal Jezus doodgaan. Twee zware misdadigers worden uit de cel gehaald. Die sjouwen ook hun eigen balk. Moeizaam sleept Jezus Zijn kruis achter de anderen aan naar de heuvel Golgotha, waar de palen al in de grond staan.
Daar wordt de balk op de grond gelegd. Jezus’ armen worden er op uitgespreid en de soldaten beginnen spijkers onderin Zijn handen te hameren. ‘Vader!’ roept Jezus. Maar Hij bidt niet omdat Hij pijn lijdt. Hij bidt voor Zijn vijanden. ‘Vader! Vergeef hen. Ze snappen het niet!’
De soldaten hangen de balk aan de paal, Zijn voeten worden vastgespijkerd en dan hangt Jezus aan het kruis. Als een misdadiger tussen twee andere misdadigers.
Voorbijgangers beginnen te joelen en te pesten. ‘Kom er dan af! Als je de Zoon van God bent kun je dat toch wel? Je hebt anderen gered. Red nu Jezelf!’ ‘Ha, ja’, schreeuwt een misdadiger naast Jezus, ‘en help ons dan ook even!’ Maar onverwacht roept de andere: ‘Hou op! Ben je nu nog niet bang? Wij hebben dit verdiend, maar Hij is alleen maar goed geweest.’ Hij probeert zich iets naar Jezus toe te draaien. Zijn stem klinkt smekend. ‘Heere, denk alstublieft aan mij als U straks Koning bent.’ Dan doet Jezus Zijn mond wèl open. Wat Hij zegt klinkt liefdevol en blij: ‘Vandaag nog zul jij samen met Mij delen in Gods geluk.’
Jezus sterft
Jezus komt niet van het kruis af. Waarom niet? Hoe houdt Hij dit vol!? Jezus denkt aan Zijn Vader. En Hij denkt aan al die mensen voor wie Hij dit doet. Hij gaat de dood in om hen nieuw leven te geven. Een leven dat weer vol zal zijn van Gods geluk en dat nooit meer op zal houden. Wat zal Zijn Vader blij zijn als Hij hen straks bij Hem brengt!
Zie je hoeveel Jezus van Zijn Vader houdt? En begrijp je nu hoeveel Hij van mensen houdt? Ik denk vaak aan dit afschuwelijke verhaal. Omdat het ook zo mooi is wat hier gebeurt. Jezus gaat liever zelf de dood in dan dat anderen moeten lijden. Heb je ooit zo iemand ontmoet?!
Dat klopt. Het is ongelofelijk, maar Jezus wil graag ruilen met jou. Hij krijgt de straf die jij verdient, omdat jij aan de kant van Gods vijand, van satan staat door je ongehoorzaamheid aan God. En jij krijgt Zijn geluk. Het geluk van een leven met God, dat Jezus hoort te hebben. Hij heeft immers altijd helemaal van God gehouden, Hij is Hem altijd helemaal gehoorzaam geweest en Hij hield altijd van andere mensen op de manier zoals God het heeft bedoeld. Vraag maar aan Hem om te mogen ruilen. Je zult het geluk van Hem krijgen en er zal geen straf meer voor jou zijn. Want dat is precies waarvoor Jezus op de wereld kwam.
Plotseling wordt het donker. Drie langzame, bange uren van intense duisternis. Niet alleen op de wereld, maar ook, vooral, bij Jezus vanbinnen. Zijn lijden wordt te erg.
Jezus komt niet van het kruis af. Waarom niet? Hoe houdt Hij dit vol!? Jezus denkt aan Zijn Vader. En Hij denkt aan al die mensen voor wie Hij dit doet. Hij gaat de dood in om hen nieuw leven te geven. Een leven dat weer vol zal zijn van Gods geluk en dat nooit meer op zal houden. Wat zal Zijn Vader blij zijn als Hij hen straks bij Hem brengt!
Zie je hoeveel Jezus van Zijn Vader houdt? En begrijp je nu hoeveel Hij van mensen houdt? Ik denk vaak aan dit afschuwelijke verhaal. Omdat het ook zo mooi is wat hier gebeurt. Jezus gaat liever zelf de dood in dan dat anderen moeten lijden. Heb je ooit zo iemand ontmoet?!
Plotseling wordt het donker. Drie langzame, bange uren van intense duisternis. Niet alleen op de wereld, maar ook, vooral, bij Jezus vanbinnen. Zijn lijden wordt te erg.
Vanaf de dag dat God het licht maakte, is het nooit meer zo donker geweest. God keert zich van Jezus af. Hij laat Hem alleen in Zijn vreselijke lijden. Om die enorme berg van ongehoorzaamheid van andere mensen die Jezus met Zich meedraagt. ‘Mijn God’, kermt Jezus, ‘Mijn God, waarom verlaat U Mij?’
Dan is het voorbij. Jezus tilt Zijn hoofd nog één keer op. ‘Het is volbracht!’ roept Hij uit. Dat betekent: Nu heb Ik alles gedaan wat Mijn Vader van me vroeg. Hij buigt Zijn hoofd en geeft zich over aan de dood.
- 1.
Vers 1
Zoals deze eerste mens heeft de Heere God jou en mij en alle mensen bedoeld. Vol bewondering en liefde en blijdschap voor Hem. God maakte er zijn hoofdregel van voor alle mensen: Hou het allermeest van God.